Crucifix Hersteld

Veel oud-katholieke kerken hebben kunstbezit dat ouder is dan het gebouw  waarin het zich nu bevindt, soms is dat zelfs veel ouder. Leiden is daar een goed  voorbeeld van. Sommigen verzuchten “wat moeten we met al die ouwe troep”,  anderen geven zich over aan de bewaarzucht die weleens als typisch oud-katholiek wordt gezien. Hoe het ook zij, dit oude bezit vormt een uitdaging voor een  parochie. Als je het wegdoet krijg je het nooit meer terug, maar als je het bewaart moet je ervoor blijven zorgen.  

Een Leids voorbeeld van die bewaarzucht en zorg is een houten crucifix dat recentelijk is gerestaureerd. Het moet in de periode 1800-1900 zijn gemaakt. De stijl is neobarok. Waar het vandaan komt is niet meer bekend. In de loop der tijd  zijn onderdelen los gaan zitten en ook ontbrak er hier en daar wat. Dat is alle maal kundig vastgezet en bijgemaakt door Menno Adelaar, een parochiaan van  Haarlem. Menno kenden we al van het grote werk, hij heeft de afgelopen jaren  een groot deel van de banken in onze kerk gerestaureerd. De restauratie van het  crucifix is een fijnzinniger verhaal.  

Hij begon met het vaststellen wat er voor hem stond, maar ook wat er zoal aan  ontbrak. Hij heeft het helemaal uit elkaar gehaald. Oude restauraties, vooral  lijmresten en poetslagen verwijderd. En toen kon het herstel beginnen alvorens  het weer in elkaar te zetten en aan te vullen. 

Het geheel staat 43 cm. hoog en is 17,5 cm. breed. Het kruis zelf is van grenen hout met een fineer van ebben, een duur en donker tropisch hout dat vaak al leen voor de afwerking werd gebruikt. Het voetstuk heeft welvende sierlijsten  aan drie kanten, ook gemaakt van ebben op een laag grenen. Aan de onderrand ontbrak een lijst die Menno in de vorm van een bolle lijst heeft gerestaureerd.  Ook ontdekte hij dat er aan de onderkant vier deuvels zaten, de resten van daar  ingestoken bolpootjes die verdwenen waren. Net als de sierlijst is niet bekend  hoe die er precies uitzagen en ook niet hoe groot ze waren. Met een oog voor  verhoudingen heeft Menno nieuwe gemaakt en die onderop aangebracht. 

Wat een kruis tot een crucifix maakt, is het corpus: het aangebrachte, gekruisigde lichaam van Jezus. Het betreft hier een lichtere houtsoort van 13 cm. lang met een armspanwijdte van 9,5 cm. Volgens de officiële inventarislijst is het van  palmhout gemaakt, maar Menno denkt dat het lindehout is. Nu is dat niet zo  vreemd want onder de aanduiding ‘palmhout’ konden van oudsher zowel echt palmhout, maar ook buxus en andere goed te snijden houtsoorten vallen. Het corpus is het meest bewerkelijke en delicate deel. Het is dan niet vreemd dat  hier een deel van de rechterhand ontbrak. Menno heeft het erbij gemaakt. Wat ook ontbrak was het opschrift boven het hoofd van de gekruisigde. Een kale plek en een spijkertje verraden waar het zat en ongeveer hoe groot het geweest moet zijn. Dit heeft Menno hersteld als een van boven gekruld rechthoekig vel met de letters I.N R.I erin gesneden. Tenslotte heeft hij de kleuren hersteld met zoveel mogelijk behoud van de patina, de natuurlijke verkleuring die door de jaren heen is ontstaan.