Geschiedenis

De Oud-Katholieke Kerk bestaat officieel sinds 1723. In dat jaar koos een deel van de katholieken in ons land een eigen bisschop. Ze hadden zich al jarenlang verzet tegen de toenemende centralisatie vanuit Rome. De reactie van de paus van niet mals: hij zette hen uit de kerk. Vanaf dat moment waren er in ons land twee groepen katholieken, die elk hun eigen weg gingen.

Na verloop van tijd kwamen de oud-katholieken vanzelf in contact met de oosters-orthodoxe kerken en de Anglicaanse Kerk. Ook die kerken baseren zich op de kerkelijke traditie van de eerste tien eeuwen na Christus, toen er nog sprake was van één grote kerk. In 1931 sloten de oud-katholieken en anglicanen een liturgisch verbond, waardoor oud-katholieke priesters mogen voorgaan in een anglicaanse dienst en omgekeerd. 

In de tweede helft van de negentiende eeuw kregen ook katholieken in andere landen van Europa moeite met de groeiende macht van de paus. Ze weigerden het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid te aanvaarden. Toen ook zij in de ban werden gedaan kwamen ze al snel in contact met de Nederlandse oud-katholieken. In 1889 sloten ze de Unie van Utrecht. Sindsdien is dit verband uitgegroeid tot twaalf landskerken in onder meer Nederland, Duitsland, Polen, Tsjechië, Oostenrijk, Zwitserland en de Verenigde Staten.

In de 20e eeuw zijn de verschillen tussen Oud-Katholieke en de Rooms-Katholieke Kerk groter geworden als het gaat om opvattingen over bijvoorbeeld getrouwde priesters, vrouwelijke priesters of homoseksualiteit. Maar de relatie met de Roomse kerk is verbeterd. En het spreekt vanzelf dat de paus als bisschop van Rome, als opvolger van Petrus, een bijzondere plaats inneemt in de wereldkerk, waartoe ook de Oud-Katholieke Kerk behoort.